omslag omslag

Ontdekken van voedsel intolleranties binnen de osteopathie

Geplaats op 31 aug 2012

 Detecteren van IgG voedselreacties in de osteopathie praktijk

Tijdens het vraaggesprek met de patient omtrent de ziektegeschiedenis zien we in de praktijk veel patienten met voedselintolleranties.

Een voedselintolerantie is bijvoorbeeld het ontbreken van een enzym om een voedingsstof om te zetten. Het bekendste voorbeeld hiervan is een lactose intolerantie. Bij een lactose intolerantie mist men het enzym lactase waardoor de lactose, ook wel melksuiker genoemd, niet verteerd kan worden.

Het eten van bepaald soort voedingsmiddelen kan een disbalans in de immuun-zelfregulatie van het lichaam geven. Er zijn verschillende technieken die een verstoorde immuun responsen kunnen detecteren. Eén ervan wordt meer specifiek besproken, namelijk het detecteren van IgG voedselreacties.

In de volksmond noemt men iets ‘voedselintolerantie’ wanneer men niet tegen ei, tomaat of varkensvlees kan. De term voedselintolerantie wordt dan echter niet juist gebruikt.

 

Meten van lactose intolerantie

Een lactose intolerantie kan vastgesteld worden in het ziekenhuis of bij speciale laboratoria zoals Pro Health Medical. Dit laboratorium heeft de beschikking over een DNA methode om vast te stellen of men genetisch wel in staat is om lactase te produceren. Bij hele kleine kinderen of pasgeborenen is te overwegen om dit te laten onderzoeken, omdat een lactose tolerantietest (LTT) bij hen moeilijk tot niet uitvoerbaar is.

Immuunresponsen detecteren

Dagelijks worden we blootgesteld aan het contact met talloze stoffen: via huidcontact, inhalatie en langs de orale weg. Dit artikel gaat vooral in op het voedingsaspect. Het blijkt steeds vaker dat voor veel chronische ziekten een verband te vinden is met voeding. Specifiek gaat het daarbij om verstoringen in de immuunrespons. Het eten van een bepaald soort voedingsmiddel geeft dan een disbalans in de immuun-zelfregulatie van het lichaam. Er zijn verschillende technieken die een verstoorde immuun responsen kunnen detecteren.

Eén ervan wordt meer specifiek besproken, namelijk het detecteren van IgG voedselreacties. Het aantonen van hoge concentraties IgG-antilichamen duidt erop dat er regelmatig contact is tussen het voedingsmiddel en de cellen van het immuunsysteem. Antilichamen binden zich aan de voedingsmiddel-antigenen en kentekenen zich op deze wijze als lichaamsvreemd, onder vorming van een zogenaamd ‘immuuncomplex’. Het immuuncomplex wordt dan door aflopende ontstekingsprocessen in het lichaam verwerkt. Deze processen vinden continu plaats en zijn de oorzaak van een veelvoud aan chronische ziekten.

IgG antilichamen

Met nieuwe technieken is het mogelijk de IgG in het lichaam voldoende gericht te bepalen om op basis daarvan goed bijsturend voedingsadvies te kunnen geven. Onderzoek in diverse landen heeft laten zien, dat hierdoor verbetering ontstaat voor veel chronische ziekten. Voeding is elke dag een terugkerend genoegen, maar foute voeding is een dagelijks terugkerende belasting. Veel van de chronische ziekten zijn te verklaren op basis van verstoorde immuunreacties.

Het lichaam reageert op bepaalde voedingsstoffen zodanig, waardoor het functioneren van het lichaam zelf verstoord raakt. Het gaat  hier vooral om cellulaire processen, die met de spijsvertering zijn verbonden. Soms worden voedingsstoffen niet herkend. Dat leidt tot een lichaamsreactie waardoor de lichaamssamenhang wordt verbroken. In de darmwand kan dit leiden tot ontsteking, en wordt de darmwand ‘lek’ voor vreemde stoffen (lekkende darm syndroom). Daardoor komen deze vreemde stoffen het lichaam binnen ‘stromen’, met een immuunrespons als gevolg. Dit is een mogelijke ‘oorzaak’ van veel chronische ziekten.

Darmcellen behoren ‘tight’ tegen elkaar aan te liggen

Normaliter liggen de darmcellen tegen elkaar, verbonden d.m.v. zogenaamde ‘tight-junctions’. Hierdoor ontstaat een hecht membraan. Indien deze tight-junctions verslappen door bijvoorbeeld dysbiose, infectie of overgevoeligheid, ontstaat er een vernietiging van de enterocyten en daardoor een permeabeliteitsstijging. Anders gezegd: de douanepost wordt slordiger en laat meer door. Hierdoor ontstaat een veranderde immuunreactie, waardoor de tolerantie verdwijnt en een intolerantie voor bepaalde voedingsmiddelen ontstaat.

In de darmslijmvliezen (mucosa) zal een antigeen zowel de T- als de B-lymfocyten activeren. Door de B-lymfocyten ontstaan zowel secretoir IgA als IgG. Samen met het antigeen vormt dat een ‘Antigeen- IgG-complex’. Dit complex zal circuleren en een adhesie vormen in het weefsel. De ‘verkeerde’ voeding kan leiden tot een darmwandaantasting met een cellulaire immuunrespons. Dit zorgt voor activering, met als gevolg het ontstaan van ontstekingsreacties zoals: Tumor Necrose Factor-α (TNF-α), vrije radicalen, proteasen, leukotrienen, prostaglandines en cytokinen.

Proinflammatoire stoffen

Cytokinen worden ook rechtstreeks geproduceerd door de activering van de T-lymfocyten in de mucosa. Op die manier wordt zowel de TH-1, TH-2 als de TH-3 immuunreactie geactiveerd.

Onder invloed van de immuuncomplexen ontstaat arachidonzuur uit het plasmamembraan door de membraan fosfolipiden. Uit het arachidonzuur ontstaan leukotrienen type 4, prostaglandines type 2 en tromboxaan type 2. Leukotrienen zijn 1000 x sterker dan histamine en veroorzaken mucussecretie, verhoogde vasculaire doorlaatbaarheid en zijn immuun-onderdrukkend.

Prostaglandines zijn 30 x sterker dan histamine. Zowel de leukotrienen als prostaglandines zijn proinflammatoire (ontstekings)stoffen en spelen op deze wijze een grote rol bij divers ziektebeelden. Daarnaast veroorzaakt Prostaglandine-E2 een verhoging van TNF-α waardoor een insuline-resistentie ontstaat. Deze cascades kunnen op verschillende manieren biochemisch geblokkeerd worden door een groot aantal phyto-, gemmotherapeutische-, vitaminen en mineralenpreparaten. Beter is om het ontstaan van proinflammatoire reacties bij de (voedings)bron aan te pakken door het voorkomen van het ontstaan van immuuncomplexen en hyperinsulinisme.

45% van de bevolking in Europa en de VS voedingsmiddelenovergevoelig

De British Allergy Foundation vermoedt dat ongeveer 45% van de bevolking in Europa en de VS een voedingsmiddelenovergevoeligheid heeft. Elk voedingsmiddel is potentieel een antigeen waarbij de reactie zeer individueel is. De impact van de effecten van voedselovergevoeligheid zijn enorm. Door het ontstaan van o.a. TNF-α , diverse interferonen en interleukines, zijn er een groot aantal klinische manifestaties van voedselovergevoeligheid.

Buikkrampen, misselijkheid, obstipatie, diarree, migraine, Morbus Crohn zijn zo maar een paar voorbeelden die door voedselovergevoeligheid veroorzaakt kunnen worden. Via MALT (Mucosa Associated Lymphoid Tissue) en GALT (Gut Associated Lymphoid Tissue) reageren ook de andere slijmvliezen, zodat KNO problemen als otitis, rhinitis, sinusitis, maar ook COPD of conjunctivitis kunnen ontstaan.

Tevens kan de huid reageren met als gevolg urticaria, eczeem, acné of psoriasis. Via de verhoging van TNF-α ontstaat een leptine- en insulineresistentie, die leidt tot adipositas en problemen in de type I en II diabetes. Ook zijn er relaties gelegd in het zenuwstelsel met migraine, hoofdpijn, concentratieproblemen, autisme, ADHD, vermoeidheid, depressies, hyperactiviteit en multiple sclerose.

De IgG test

Om voedselovergevoeligheid te detecteren zijn diverse testmethoden ontwikkeld, waardoor het tegenwoordig mogelijk wordt om de verstorende voedingsfactoren te detecteren en te elimineren. De meeste onderzoeken zijn gericht op het detecteren van antigenen. De erbij behorende causale therapie gaat uit van het vermijden van de verantwoordelijke antigenen waardoor de door voedsel-hypersensibilisering veroorzaakte ziekten kunnen worden vermeden. De diagnose van voedselovergevoeligheid is echter moeilijk via de klassieke methode. Er zijn geen gestandaardiseerde voedingsmiddelen voor diagnostische doeleinden voorhanden zoals bij de RAST (Radio Allergo Sorbent Test) of de priktest.

Kort samen gevat zijn er 4 typen voedselreacties. Type 1 reactie (directe reactie): IgE (testmogelijkheden zijn: RAST, huidplaktest, huidpriktest, via huisarts/specialist) en IgG4, Type 3 reactie (late reactie): IgG (via specialistische laboratoria) en lokale reacties aan de slijmvliezen IgA (hier is nog weinig van bekend). Er zijn nu testen beschikbaar die IgG 1+IgG2+IgG3 samen meten, testen die IgG4 meten en testen die IgG totaal meten (IgG1,2,3 en 4).

De IgG4 test is weliswaar stabiel, maar meet alleen het IgG4. Op dit moment meent men dat juist de IgG1 en IgG3 belangrijke veroorzakers zijn van de chronische klachten door voeding. Deze worden in deze analyse niet gemeten. Een stabiele en uitgebreide test is de totale IgG-Elisa screening. Hiervoor is o.a. de ImuPro 300 (venapunctie) beschikbaar. Deze test (uitgevoerd door www.prohealth.nl) doet een complete Elisa Screening, waarbij alle typen IgG worden gemeten. Het apparaat heeft een CE-validering, wat betekent dat stabiliteit van de resultaten gegarandeerd is.

Er worden ook andere IgG testen aangeboden die de meting verrichten uit bloed, verkregen door een vingerprik (Yorktest: IgG totaal). Laboratorium RP Analytic heeft een IgG4 test (venapunctie) en een IgG (1,2,3) test (venapunctie). Het Europees laboratorium voor Nutriënten (ELN) en het Klinisch Ecologisch Allergiecentrum (KEAC) doen eveneens een IgG4 test.

Afhankelijk van de aangetoonde onverdraaglijkheid wordt een eliminatiedieet gekoppeld aan een afwisselend rijk voedingspatroon (het ‘rotatieprincipe’). Eventueel wordt een darmsanering toegepast afhankelijk van de verdere diagnostiek.

ImuPro test

Bij de ImuPro gaat het om een diagnostische test, waarmee IgG-antilichamen tegen antigene bestanddelen uit voedingsmiddelen aangetoond worden. Zijn er IgG-antilichamen in het serum aanwezig, dan duidt dit op het aanwezig zijn van een immunologische reactie: voedselallergie type 3.De IgG antistoffen worden met een Elisa gemeten op de DSX (volledig geautomatiseerde apparatuur voor de verwerking van Elisa’s), de standaarden zijn gerefereerd aan de WHO albuminestandaard. De kits zijn CE (voor diagnostische doeleinden) goedgekeurd en worden gemaakt door R-Biopharm, een zeer gerenommeerde Duitse firma die een zeer brede range diagnostische testen op de markt brengt.

De imupro300 bestaat uit 3 platen met 96 uitsparingen om te testen. Elke plaat bevat uitsparingen voor standaarden en interne controles. De analyses worden uitgevoerd door gediplomeerde MLO en HLO klinische analisten. De analysemethode wordt in 21 landen toegepast. Er wordt gebruikt gemaakt van ringonderzoeken (testen van onbekende monsters) ter borging van de kwaliteit. De analyse is gebruikt in diverse studies, zowel blind als placebo gecontroleerd, die de theorieën bevestigen.

Meten van histamine intolerantie

Histamine intolerantie wordt veroorzaakt door een overmaat aan histamine consumptie en gelijktijdig verminderde afbraak van de histamine door het enzym di-amino-oxidase (DAO).

(Referentie >80 HDU/ml). Wanneer de gemeten DAO waarde sterk verlaagd is (bijvoorbeeld: Diaminooxidase 23 HDU/m), dan is dat een indicatie voor een klinisch relevante histamine intolerantie. De meting wordt uitgevoerd in serum. Histamine intolerantie kan o.a. veroorzaakt worden door een deficiëntie in vitamine B6, koper en ontsteking van de darmwand en een van nature (genetisch) te lage DAO spiegel.

Histamine via een fecestest te testen

Histamine is een biochemische stof (biogeen amine) die betrokken is bij verscheidene fysiologische processen. De stof speelt een rol in het maag-darmkanaal, fungeert als neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel en heeft een functie in het afweersysteem.

Na synthese van histamine wordt het óf direct opgeslagen in bepaalde weefsels of direct afgebroken door het koperhoudende enzym diamine oxidase (DAO). Histamine kan behalve in het serum, ook in de ontlasting gemeten worden.

Een verhoogd histaminegehalte in de ontlasting kan wijzen op een histamine-intolerantie. Dit komt het meest voor bij één, of een combinatie van, de volgende factoren:

1. Malabsorptie-stoornis.

2. Rottingsflora.

3. Door een lage DAO-activiteit . Door middel van bloedonderzoek kan de hoeveelheid DAO in serum bepaald worden.

Mogelijke klachten zijn onder andere pijn( hoofdpijn, spierpijn gewrichtspijn, etc.), loopneus, huidproblemen, ademhalingsproblemen, moeheid, slaap en uitgeput voelen, gedragsveranderingen, hartritmestoornissen en lage bloeddruk. Daarnaast kunnen er ook levensbedreigende situaties ontstaan door het optreden van een anafylactische shock.

Histamine komt voor in een aantal eiwitrijke voedingsmiddelen zoals vis en visproducten, noten, zaden, etc. Ook bevindt het zich in levensmiddelen die verkregen worden door microbiële en biochemische processen, zoals bepaalde (rijpere) kaassoorten, rode wijn, ham, worst, zuurkool en gistextracten. Ook zijn er voedingsmiddelen waarvan men vermoed dat ze het vrijmaken van histamine uit mestcellen stimuleren.

Voorbeelden hiervan zijn chocolade, alcohol, citrusvruchten, schaaldieren, noten, tomaten, ananas, aardbeien en bepaalde additieven en kruiden. Histamine wordt niet afgebroken tijdens het koken, zodat de stof ook in gekookte levensmiddelen aanwezig kan zijn.

Bepaalde medicijnen kunnen remmend werken op DAO. Andere medicijnen stimuleren het vrijmaken van histamine uit mestcellen. Voorbeelden hiervan zijn diclofenac, naproxen en acetylsalicylzuren (aspirine), morfine en succinylcholine .